Protocollen ter voorkoming van infecties
De deskundigen infectiepreventie stellen protocollen en richtlijnen op ter voorkoming van het verspreiden van infecties. Dit gebeurt volgens de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Bij nieuwe inzichten passen zij de protocollen of richtlijnen aan als dat nodig blijkt.
Isolatie besmette patiënt
Als er in het ziekenhuis een patiënt wordt verpleegd die besmet is geraakt met een bacterie of virus, dan neemt de deskundige infectiepreventie contact op met de betreffende afdeling. De deskundige zorgt ervoor dat de afdeling dan isolatiemaatregelen toegepast om te voorkomen dat er andere medepatiënten of medewerkers besmet raken. Lees meer over de maatregelen bij MRSA als deze MRSA-bacterie bij u wordt geconstateerd. MRSA maakt deel uit van de groep bijzonder resistente micro-organismen (BRMO).
Scholing en voorlichting infectiepreventie
De deskundigen infectiepreventie geven regelmatig scholing over of een toelichting op infectiepreventie. Bijvoorbeeld als er een nieuw protocol wordt ingevoerd of als een afdeling of bedrijfsonderdeel daar behoefte aan heeft. CWZ zet zich daarnaast al vele jaren in om handhygiëne te blijven verbeteren. Omdat goede handhygiëne een kwart van de ziekenhuisinfecties kan voorkomen.
Infectieregistratie
De afdeling voert een infectieregistratie uit. Bij het registreren van infecties bekijkt zij patiëntendossiers en wordt gekeken of iemand een infectie heeft opgelopen in het ziekenhuis. Bijvoorbeeld als gevolg van een operatie of het gebruik van een urinekatheter. Daarbij is het vanzelfsprekend dat er vertrouwelijk met alle patiëntengegevens wordt omgegaan. De zo verkregen gegevens vergelijkt CWZ met gegevens van vorige jaren en met gegevens van andere ziekenhuizen in Nederland. Als blijkt dat er een toename is van infecties, is het van belang dat er een verbeterplan wordt opgesteld samen met de betrokken afdeling. Als laboratorium heeft CWZ een meldingsplicht voor infectieziekten. Dit is in het kader van de Openbare Gezondheidszorg. Het kan dus gebeuren dat de GGD contact op neemt met u en/of uw huisarts om te achterhalen hoe u een bepaalde infectieziekte opgelopen kunt hebben. Zo wordt geprobeerd te voorkomen dat een besmettelijke ziekte verder wordt verspreid.
Bijzonder resistente micro-organismen (BRMO)
BRMO komen in Nederland gelukkig weinig voor. De meest bekende bacteriën zijn MRSA, VRE en ESBL. Mensen kunnen deze bacteriën bij zich dragen zonder dat zij dit merken. Vooral bij patiënten met een verminderde weerstand of die een operatie moeten ondergaan kunnen dit infecties veroorzaken. Behandeling is lastig omdat de bacteriën ongevoelig zijn voor antibiotica. CWZ checkt daarom of u mogelijk drager bent van een resistente bacterie. De vragen die aan u gesteld worden zijn:
- Werkt of woont u op een bedrijf met varkens, vleeskalveren of vleeskuikens?
- Bent u recent opgenomen geweest in een ziekenhuis in het buitenland?
- Bent u in contact geweest met iemand met BRMO (zoals MRSA)?
- Is uw kind korter dan 1 jaar geleden geadopteerd uit het buitenland? Zo ja, meld dit meteen bij uw arts of verpleegkundige of aan de balie.
Afhankelijk van uw antwoorden, eventuele testresultaten en soort bacterie, neemt CWZ maatregelen om uzelf en andere patiënten te beschermen.
Lees meer in de folder BRMO of bij folders infectiepreventie.