Hoe verloopt een bloedtransfusie?
Bloedgroep vaststellen
Het donorbloed moet goed bij uw eigen bloed passen. Daarom moet de arts weten welke bloedgroep u hebt. In het laboratorium laat zij testen of het donorbloed bij uw bloed past.
Toedienen bloed
Het bloed loopt via een slangetje in uw ader. Tijdens de bloedtransfusie houdt een verpleegkundige in de gaten of alles goed gaat. De verpleegkundige meet regelmatig uw bloeddruk, uw temperatuur en uw polsslag.
Soorten bloedtransfusies
- Nooit wordt het compleet bloed gegeven. Het donorbloed wordt gesplitst.
- Meestal zijn alleen de rode bloedcellen nodig. Dat is bij ernstige bloedarmoede of bloedverlies door bijvoorbeeld een ongeluk of operatie.
- Soms zijn er mensen met te weinig bloedplaatjes die zorgen voor de bloedstolling. Zij krijgen alleen bloedplaatjes.
- De bloedcellen zitten in bloedplasma. Daarin zitten ook eiwitten die te maken hebben met stolling van het bloed. Een plasma infuus kan nodig zijn om die aan te vullen. Bij zeldzame aandoeningen kan het nodig zijn het eigen plasma te vervangen door donorplasma (plasmaferese). Dat gebeurt op de dialyseafdeling.
- Bij heel grote bloedingen krijgt de patiënt zowel rode bloedcellen als bloedplaatjes en plasma.
- Bij pasgeboren baby’s kan het gebeuren dat het eigen bloed wordt afgebroken (de “gele baby’s”). Dan is soms het vervangen van het eigen bloed nodig. Dat gebeurt met een wisseltransfusie. Hiervoor levert de bloedbank een speciaal bereid bloedzakje.
- Een bloedtransfusie met uw eigen bloed. Dat is soms mogelijk bij bepaalde operaties. Enige tijd vóór de operatie kunt u uw eigen bloed geven. Hebt u na de operatie bloed nodig, dan krijgt u uw eigen bloed weer terug.
Waar vindt een bloedtransfusie plaats?
U kunt bloed krijgen op een verpleegafdeling of op de afdeling dagbehandeling of tijdens een operatie. Patiënten met een chronische aandoening krijgen soms in de thuissituatie hun bloedtransfusie. Deze bloedtransfusies zijn niet acuut en moeten regelmatig worden toegediend.