Najaar 1986 werd Gerrit Jan van Norel gebeld of hij wilde solliciteren naar de vacature voor orthopedisch chirurg in het CWZ. In die tijd van veel werkzoekende orthopeden besefte hij dat dat bijzonder was. Dolblij was hij toen hij werd aangenomen. Naast collega Edixhoven was hij de tweede orthopeed die aan de slag ging om orthopedie in én buiten het CWZ op de kaart te zetten.
'Orthopedie stond nog in de kinderschoenen. We moesten alles opzetten. Bij de gratie Gods kregen we allerlei achteraf plekjes. Gelukkig hadden we een directie die het belangrijk vond het orthopedie-pakket uit te breiden. In die tijd was ik meer dan fulltime bezig met mijn vak. Met maar twee orthopeden moest je altijd bereikbaar zijn. Een avondje uit naar de Schouwburg betekende dat ik dicht bij de uitgang zat om in geval van nood snel naar het CWZ te kunnen gaan. Vooral als mijn andere collega vakantie had, was zo’n continue dienst zwaar.'
Gezamenlijke zorg
'Uiteindelijk zijn we uitgegroeid naar een goed geolied team van zeven specialisten, met verpleegkundig specialisten, ondersteunend personeel, fysiotherapeuten, verpleging, ok-personeel en vele anderen. Terugkijkend was de grote omwenteling voor orthopedie het moment waarop we in 2001 een andere manier van werken gingen invoeren. Deze nieuwe methode, Joint Care (gezamenlijke zorg), kwam uit Amerika en hield in dat we een overstap maakten van individueel werken naar structureel werken. In diezelfde tijd wijzigde ook de CAO. Ziekenhuispersoneel kreeg de mogelijkheid een 36-urige werkweek te verdelen over vier dagen. De meeste verpleegkundigen voelden daarvoor en ook alle orthopeden besloten hierin mee te gaan. Om dit proces vloeiend te laten verlopen, was het noodzakelijk alle processen te standaardiseren. Van pre-operatief tot post-operatief. Iedereen leerde de standaard werkwijze van bijvoorbeeld een kunstheup of kunstknie operatie en alles wat vooraf en nadien nodig was. Iedereen kende zijn of haar rol. Of je nu orthopeed was, fysiotherapeut, operatie-assistent of receptionist. Deze methode bleek een uitkomst. Ik weet nog dat we aan het eind van het eerste jaar werken op deze manier de balans opmaakten. Wat bleek? Het was een heel goed jaar, terwijl we ons minder belast voelden!'
Mentaliteit
'De nieuwe werkwijze gaf een enorme kwaliteitsimpuls aan orthopedie. We werden zelfs het ziekenhuis met de beste resultaten. Gaandeweg namen ook anderen het concept over. Het is fantastisch om op deze manier te werken. Iedereen in de keten voelt zich betrokken en weet hoe het werkt. Het is vooral een kwestie van de juiste mentaliteit of het een succes wordt. Met elkaar de neuzen dezelfde kant op krijgen en plezier hebben in het werk is belangrijk. Je moet mensen niet overbelasten, maar motiveren. Dat heeft een zichzelf versterkend effect. En je ziet dat het vruchten afwerpt. Op websites scoren we goed, we doen het goed bij patiëntenbeoordelingen en collega’s uit binnen- en buitenland komen hier kijken hoe wij het doen.'
In goede handen
'Er zijn mensen die vinden dat ik soms te veel wil. Ik loop wel eens op de muziek vooruit. Wij gaan altijd voor de best haalbare kwaliteit. Ik denk dat nul procent complicaties bij een verder gezonde patiënt in de nabije toekomst haalbaar is.
'Bij wie moet ik nu terecht?', vragen patiënten als ze horen van mijn afscheid. 'Vertrouw erop dat je hier in goede handen bent', zeg ik dan. Ik kan ze met een gerust hart overdragen.
Het was een moeilijk besluit te vertrekken. Mijn hele leven speelt zich af rondom het ziekenhuis. Het maakt het makkelijker te weten dat ik het hier goed achterlaat. En ik heb nog genoeg plannen voor de toekomst waarbij ik mijn expertise kan inzetten. Ik ben bijvoorbeeld gevraagd om als getuige-deskundige op te treden bij rechtzaken en ben lid geworden van de werkgroep 'Orthopedie Overzee', die orthopeden in ontwikkelingslanden begeleidt in een betere manier van werken. Verder heb ik met een paar patiënten van mij - die net als ik gek zijn op techniek en met wie ik kan lezen en schrijven - afgesproken nieuwe producten in de markt te gaan zetten. Daarbij kun je denken aan bijvoorbeeld een autostoel voor een raceauto waarmee je minder rugblessures oploopt, of een speciaal toilet voor mensen die net uit bed komen na een operatie. En verder ga ik samen met een sportarts voor de KNMV (red.: Koninklijke Nederlandse Motorrijders Vereniging) de medische begeleiding van de nationale selectie verbeteren.
Maar eerst ga ik afkicken. Begin van het jaar ga ik flink fietsen. Mijn hoofd leegmaken. Het is toch een soort van rouwperiode waar je in zit.'
Whatsappje
‘Dan ben ik ook nog die arts die ‘iets heeft met twee wielen.’ Ik ben altijd een fervent motorrijder geweest. Motorrijders kwamen met hun blessures vaak bij mij terecht. Onlangs kreeg ik een whatsappje uit Engeland. Daar had iemand bij een motorrace een armbreuk opgelopen. Ik kreeg een foto van de breuk gestuurd met de vraag: 'Wat denk je, kan ik wachten of moet ik er hier meteen werk van maken?'
In januari ben ik weer van de partij bij het jaarlijks motorsportgala. Als ik daar rondloop, zie ik veel patiënten die ik heb behandeld. Ook voor ernstige ongelukken. Van veel mensen weet je iets bijzonders. Dat schept een band. In een ver verleden zei Karl Marx eens: 'Dokters hoeven geen boeken te lezen, want elke patiënt is een roman.'