Wie op de spoedeisende hulp (SEH) van een ziekenhuis terecht komt, wordt vaak opgenomen. Maar is dat wel in het belang van de patiënt of is het echt nodig? Vandaag doen de SEH en acute opname afdeling (AOA) van CWZ mee aan een groot landelijk flashmob onderzoek. Internist Mark van Geffen en arts-assistent interne geneeskunde Antoinette Reichert vragen patiënten hoe zij denken over thuisbehandeling bij acute aandoeningen. Ook wordt in de studie onderzocht welke middelen daarvoor nodig zijn. Het onderzoek van Acutecare@home wordt vandaag in 38 ziekenhuizen uitgevoerd. In juni worden de resultaten verwacht. Mark en Antoinette vertellen er meer over.
Wat is een flashmob studie?
‘Dit is een innovatieve, ludieke en spontane manier van prospectief onderzoek doen, waarmee we in een heel kort tijdsbestek, namelijk 1 dag, op relatief eenvoudige vragen antwoord kunnen krijgen. Het intense karakter van de ludieke acties (de flash) waarmee het onderzoek wordt aangezwengeld, bepalen de grootte van de groep onderzoekers (mob), die de onderzoeksgegevens verzamelen en daarmee de omvang van de onderzoekspopulatie. Met alle ziekenhuizen streven we ernaar vandaag 1.000-1.200 respondenten te interviewen. Bij CWZ verwachten we 50-60 patiënten en artsen te bevragen.’
Wat is het doel van deze studie?
‘In deze studie Acutecare@home willen we met de data bepalen welke patiënten (leeftijd, soort ziekte, ernst van de ziekte) in staat zijn en bereid zijn om thuis gemonitord te worden, nadat ze op de SEH na een acute aandoening zijn gezien door een internist. Verder willen we achterhalen welke middelen mensen nodig hebben om thuismonitoring mogelijk te maken. Samen met enkele andere collega-onderzoekers hebben we deze flashmob-studie voorbereid.’
Wie willen we interviewen?
‘Volwassen patiënten die onderzocht en behandeld zijn door interne geneeskunde, maag-darm-leverziekten en longziekten op de SEH en AOA op 2 februari. Plus patiënten die in de voorafgaande 24 uur zijn opgenomen via de SEH. De vragen gaan over hun thuissituatie, of ze ervaring hebben met thuismonitoring, welke voorkeuren ze hebben voor vervolgbehandelingen, en of ze ervaring hebben met digitale zorgcommunicatie. Ook vragen we hen over voorwaarden of wensen die ze hebben over thuismonitoring. En of ze thuismonitoring voor hun situatie zouden overwegen. Van de artsen die deze patiënten hebben behandeld willen we graag weten of ze een inschatting willen maken of de patiënt in de huidige toetsen met thuismonitoring naar huis zou kunnen.’
Wanneer zijn de resultaten bekend?
‘We verwachten in juni deze onderzoeksresultaten te presenteren. Ook bekijken we hoe we deze thuismonitoring kunnen inbedden in zorgprocessen waar thuismeten al gebruikt wordt. Denk aan thuismonitoring van bijvoorbeeld influenza, COVID en COPD.’