Het medisch microbiologisch laboratorium ziet steeds vaker bijzonder resistente micro-organismen (BRMO). Afgelopen jaar ging het om zo’n 650 nieuwe gevallen onder patiënten. De afdeling infectiepreventie is benoemd tot een van BRMO-casemanagers in de regio. Iedereen die drager is van zo’n bacterie krijgt vanaf nu goede informatie.
Verspreiding voorkomen
Sommige afkortingen kent iedereen wel, andere zijn minder bekend: MRSA, VRE, ESBL en CPE. Het zijn allemaal bacteriën die ongevoelig (resistent) zijn voor de meeste gebruikte antibiotica. Mensen kunnen drager van zo’n bacterie zijn zonder dat zij er iets van merken. Maar wie ziek is of verzwakt, kan wél klachten krijgen en dan kan behandeling moeilijker zijn. Maarten van Mourik, deskundige infectiepreventie: ‘Het is dus heel belangrijk dat zorginstellingen en patiënten maatregelen nemen om de verspreiding van resistente bacteriën naar anderen te voorkomen. En liefst doen we dat in de regio allemaal samen én op dezelfde manier.’ Dat gaat nu gebeuren. De nieuwe aanpak is onderdeel van GAIN, het Gelders Antibiotica en Infectiepreventie Netwerk. De aanpak kwam tot stand dankzij aanvullende financiering door het ministerie van VWS en wordt geleid door arts-microbioloog Andreas Voss uit CWZ.
Bang of onzeker
Als in CWZ bij een opgenomen patiënt een BRMO wordt vastgesteld, gaat Maarten of een van zijn collega’s er tegenwoordig direct op af. Maarten: ‘Zorgverleners weten goed hoe zij bij een BRMO moeten handelen, maar patiënten zijn slechter op de hoogte, merken we. Ze weten vaak niet wat het betekent als ze drager zijn. Ze weten ook niet wat ze wel en niet kunnen doen in hun sociale activiteiten. Dat maakt hen vaak bang of onzeker. Daarom hebben we besloten om hen meer voorlichting te geven met folders en video’s op internet. Poliklinische patiënten die drager zijn gaan we bellen, zodat ook zij beter geïnformeerd worden. Het is belangrijk dat de behandelend arts vertelt aan de patiënt dat hij positief is getest. Daarna pas komen wij in actie.’
Iedereen dezelfde informatie
Om verspreiding van BRMO tegen te gaan, is samenwerking in de regio essentieel. In de hele regio krijgen BRMO-dragers vanaf dit jaar dus dezelfde voorlichting. Dat geldt ook voor mensen die een kweek hebben laten doen via de huisarts. Maarten: ‘Ook dan vinden we in ons lab geregeld een resistente bacterie. Vijf dagen nadat we de huisarts hebben ingelicht, kan de patiënt een telefoontje van ons verwachten.’ Er is een regionale database waarin de gegevens over BRMO worden opgeslagen. Als iemand na een controlekweek geen drager meer blijkt te zijn, wordt het label BRMO daar verwijderd. Patiënten moeten altijd toestemming geven om de gegevens te mogen delen.
Centrale aanspreekpunten
Dankzij het project van het Gelders Antibiotica en Infectiepreventie Netwerk (GAIN) zijn de BRMO-casemanagers in de ziekenhuislaboratoria en bij de GGD-organisaties hét centrale aanspreekpunt voor zorgprofessionals, patiënten en hun familie. Maarten: ‘Zo kunnen we gevoelens van angst of onzekerheid bij patiënten en hun omgeving wegnemen. Bovendien kunnen we samen de diagnostische procedures, de preventieve maatregelen en de behandeling verbeteren. Alles met doel om BRMO terug te dringen. We zijn heel benieuwd hoe het gaat lopen.’