Op 9 december promoveerde CWZ chirurg Frans van Workum op zijn onderzoek naar minimaal invasieve chirurgische behandeling van slokdarmkanker. Bij deze ingreep wordt de slokdarm via kleine openingen verwijderd in plaats van een grote incisie te maken. Het proefschrift was genomineerd tot proefschrift van het jaar en behaalde een tweede plek.
Verbinding in borstkas
Tijdens het onderzoek stelde Frans vast dat een intrathoracale anastomose meer voordelen oplevert voor patiënten die een minimaal invasieve slokdarmverwijdering ondergaan vanwege kanker. Frans: ‘Een intrathoracale anastomose is een verbinding tussen slokdarm en buismaag in de borstkas. Eerder werd vaak gekozen voor een cervicale anatomose, een verbinding in de hals.’
Uit zijn onderzoek blijkt dat een verbinding in de borstkas een gunstiger keuze is. Deze behandeling leidt tot minder complicaties, een kortere opnameduur, betere kwaliteit van leven en minder kosten.’ CWZ verwijst patiënten die een slokdarmoperatie moeten ondergaan door naar het Rad-boudumc, waar ook CWZ-chirurgen Fatih Polat en Frits van den Wildenberg mee opereren.’
Uitgebreide ervaring nodig
In zijn onderzoek besteedde Frans ook aandacht aan de ‘leercurve’ van de intrathoracale anastomose. ‘Het blijkt dat het zelfs de meest ervaren chirurgen jaren kost om er heel goed in te worden.’ Om de leercurve van deze minimaal invasieve behandeling te onderzoeken, werkte Frans samen met 15 centra in Europa.
‘Prachtige tijd’
Ik kijk terug op een prachtige tijd, waarin ik veel heb geleerd. De samenwerking met mijn promotoren, Camiel Rosman en Maroeska Rovers van het Radboudumc, heeft me veel gebracht. Ook aan het fellowship bij Imperial College Londen heb ik veel gehad en ben ik dingen op een andere manier gaan bekijken.’ Frans werkt nu als chirurg in CWZ, maar onderzoek blijft zijn speerpunt. Hij is onder andere co-promotor van vijf promovendi. ‘Mijn focus ligt op de surgical perfomance science. Dat is een nieuw gebied met als centrale vraag: wat maakt nu precies dat een operatie succesvol is? We proberen deze centrale vraag te beantwoorden door video-analyses te combineren met data over de effectiviteit van behandeling en leercurve studies.’