Vorige week dinsdag verliet herstellend coronapatiënt Jan Derks (69) eindelijk CWZ. Sinds 21 maart lag hij al in het ziekenhuis: in totaal 116 dagen, waarvan 88 dagen op de IC. Van alle coronapatiënten lag hij er het langst. We gingen bij hem langs op afdeling B14 en we keken samen terug op de afgelopen maanden.
Terugblik
De avond van 20 maart ging het mis. ‘Ik voelde mij die avond helemaal niet goed. Ik moest hoesten en braken.’ Hij besloot de volgende ochtend de ambulance te bellen. Een juiste beslissing want hij moest direct mee. Hij kwam terecht op afdeling B14 en ging al snel achteruit. Op 29 maart kwam hij terecht op de IC. Het was echt op het nippertje. Hij vertelt: ‘Mijn dokter zag het bijna niet meer zitten. Het is een wonder dat ik er nog ben’.
Veel brieven
De tijd op de IC was erg zwaar. ‘Vanaf het moment dat ik in het ziekenhuis terecht kwam, weet ik eigenlijk niks meer’. Al die tijd had hij veel steun van familie en vrienden. Alle dagen kwam er iemand bij hem, één persoon per dag. Hij ontving veel brieven en tekeningen waarmee zijn kamer werd versierd. Jan: ‘Dit is nog niet alles hoor, er staat nog een zak vol!’
‘Met kleine stapjes vooruit’
Tijdens zijn opname heeft Jan flink moeten inleveren. ‘Mijn rechterarm is verlamd en ik kan nog helemaal niks zelf’. Ondanks zijn achteruitgang blijft hij positief. ‘Met kleine stapjes vooruit. Ik voel me al iets sterker’. Zijn vertrek uit CWZ naar een revalidatiecentrum is voor hem dan ook een overwinning. ‘Ik ben trots, maar vind het wel héél spannend’.
‘Ik moet verder’
‘Dit jaar begon niet goed voor mij, maar ik moet verder’. Ondanks alles blijft hij kijken naar de toekomst. ‘Ik hoop dat ik over een halfjaar weer kan lopen. Ik wil op mijn eigen benen staan’. Op dit moment is hij nog heel erg hulpbehoevend. ‘Het is erg lastig voor mij, want ik ben altijd heel zelfstandig geweest’. Hij hoopt snel sterker te worden, zodat hij weer naar huis kan.
Bedankt CWZ-personeel
Van dichtbij heeft Jan de coronapiek in het ziekenhuis meegemaakt. ‘Het verplegend personeel is ontzettend goed voor mij geweest. Het was druk, maar ik heb niks aan te merken op de zorg die ik kreeg. Het verplegend personeel heeft zo hard gewerkt!’ De IC-verpleegkundigen kwamen hem vaak op B14 opzoeken om een rondje te wandelen. Het kapsel van Jan is zelfs vernoemd naar één van zijn verpleegkundige. Zijn dochter verteld: ‘Op een dag moest hij zijn haren laten knippen en dat werd het zelfde kapsel als dat van Nord, oftewel “Coupe Nord”’. Hij sluit zijn verhaal af met ‘Ik wil hen, de doktoren, de fysiotherapeuten, de ergotherapeuten, de schoonmakers en al het overige personeel hartelijk danken.’