Longartsen onderzoeken toepasbaarheid eiwitje en vitamine K in strijd tegen COPD

19 juni 2018

De droom van longarts Rob Janssen is om COPD heel vroeg te kunnen opsporen en de schade zelfs - gedeeltelijk - te herstellen. Zijn speurtocht lijkt succes te hebben.

COPD-patiënt oefent met fysiotherapeut | CWZ Nijmegen

‘COPD is een ondergeschoven kindje’, vindt longarts Rob Janssen. In 20 jaar tijd is er nauwelijks iets veranderd in de diagnostiek en behandeling van deze nare ziekte, terwijl die in de samenleving een steeds groter probleem wordt. Zijn droom: de ziekte al heel vroeg kunnen opsporen en de schade zelfs - gedeeltelijk - herstellen. Die droom zou wel eens uit kunnen komen… 

Achterhoedegevecht

Mensen met COPD komen pas bij de longarts als de ziekte al heel ernstig is. De longarts kan dan alleen nog maar vaststellen hoeveel er al kapot is in de longen en de patiënt coachen tijdens zijn slopende ziekteproces. ‘Alhoewel dit coachen heel belangrijk is, zou het veel beter zijn als we bij mensen met beginnende longklachten al COPD kunnen vaststellen. Als we kunnen voorspellen hoe snel iemand achteruit zal gaan en die mensen direct gaan behandelen, vertelt longarts en medisch manager Michiel Spanbroek. ‘Want nu leveren we een achterhoedegevecht dat we niet kunnen winnen.’

Eiwitje

Zijn collega Rob Janssen ging zes jaar terug op zoek in de wetenschappelijke literatuur en vond iets interessants: desmosine. ‘Dat is een klein eiwitje. Bij de afbraak van elastineweefsel in de longen komen deze eiwitjes vrij in de bloedbaan. Desmosine noemen we een biomarker: die vertelt ons iets over de activiteit van de afbraak’, aldus Rob. De volgende vraag was of we in CWZ desmosine zouden kunnen meten om er vervolgens wetenschappelijk onderzoek naar te kunnen doen. Het bleek een superlastige bepaling, die om speciale apparatuur vroeg. Samen met de klinisch chemici investeerden de longartsen in een massaspectrometer, die na jaren ontwikkelen en testen nu al enige tijd goed werkt. Michiel, trots: ‘Wij hebben het enige lab in Nederland dat deze bepaling kan doen met de juiste methodologie en er zijn er maar een stuk of zes in de wereld. Het merendeel van de longartsen heeft nog nooit van onze biomarker gehoord. Mogelijk kunnen we hiermee in de toekomst het verloop van COPD bij iemand voorspellen, maar hiervoor zijn meer studies nodig. Verder onderzoeken dus!’

Vitamine K

Opnieuw ging Rob op speurtocht in de wetenschappelijke wereld. Hij kwam een artikel tegen over de rol van vitamine K bij de verkalking van elastine in de vaatwand. Rob: ‘Een professor in Maastricht had dat onderzocht. Ik stuurde hem onze bloedmonsters toe: 10 met de hoogste concentratie desmosine en 10 met de laagste. De professor onderzocht ze en wat bleek? De monsters met de meeste desmosine lieten de laagste vitamine K-spiegel zien. Het was een enorm verschil. We concludeerden: hoe minder vitamine K in het bloed, hoe sneller de afbraak van elastine in de longen.’ Deze uitkomst legde hij voor aan een longarts in Maastricht, die hetzelfde aantoonde bij zijn COPD-patiënten. ‘Je begrijpt dat we heel enthousiast waren.'

Remmen en herstellen

Sinds deze ontdekking in 2015 hebben de CWZ-longartsen samen met collega’s in Leuven, Maastricht en Nieuwegein verschillende onderzoeken opgezet naar de werking van vitamine K. Rob: ‘Mijn hypothese is dat het inhaleren van een combinatie van de stofjes vitamine K, vitamine A, koper en heparine in de longen kan helpen. Ik denk dat het de afbraak van elastine kan remmen en misschien zelfs de beschadigde vezels enigszins kan herstellen. Hierover heb ik een wetenschappelijk artikel geschreven. We zijn nu op zoek naar externe partijen die verder wetenschappelijk onderzoek hiernaar willen financieren. Ik wil ermee aantonen dat de therapie werkt. Als het meezit, hebben we in 2020 de resultaten.’ Zijn zoektocht gaat intussen verder. Vorige week bezocht hij bijvoorbeeld een inhalatie-expert. ‘Ik weet niet wat er gebeurt als je de stofjes bij elkaar voegt in één inhalatievloeistof. Daar moeten we verder onderzoek naar doen.’

Buiten de lijntjes

‘Al decennia lang zijn er geen innovatieve middelen op de markt gekomen voor COPD’, gaat Michiel verder. ‘De nieuwe geneesmiddelen zijn een variatie op het bestaande assortiment. Het wetenschappelijk onderzoek is gericht op behandeling van ernstige ziekte en op therapieën zoals revalidatie. Wij willen juist de brand vroeg blussen en problemen vóór zijn. Dat vraagt om denken buiten de lijntjes en dat is de kracht van Rob. Hij zit voortdurend te broeden en bedenkt steeds iets nieuws. Hij is creatief en komt met de meest onconventionele ideeën, die hij dan voorlegt aan andere enthousiastelingen in zijn netwerk. Dat heb je nodig om in het vakgebied stappen te kunnen zetten en de impasse te doorbreken. Er komt steeds meer bewijs voor hun hypothese. ‘Meer tijd is welkom’, zegt Rob, die naast de patiëntenzorg één dag per week aan wetenschappelijk onderzoek kan besteden en daarnaast veel in zijn vrije tijd doet. Michiel: ‘We hebben er echt vertrouwen in dat deze therapie kan werken. Vroeg erbij zijn en herstel van schade: als we bewijzen dat het kan, hebben we iets groots te pakken.’

‘Vergeten patiënten’

Nederland telde anno 2016 500.000 COPD-patiënten (bron NIVEL zorgregistratie) . Zij hebben chronische bronchitis en/of emfyseem. Longemfyseem houdt in dat longblaasjes en elastinevezels kapot gaan. Bij 95% komt dat door roken. Michiel noemt het ‘een vergeten groep’ patiënten. ‘Als je gerookt hebt, heb je de ziekte aan jezelf te danken, is de heersende opinie. Daarom gaat er weinig aandacht en geld naartoe. Terwijl het een enorme grote groep is, die alleen maar toeneemt door de vergrijzing. Een groep die verantwoordelijk is voor hoge zorgkosten.’

Wetenschappelijk onderzoek past bij de CWZ-ambitie om unieke expertises te ontwikkelen en de topklinische status te versterken.